Moderne Huwelijkse Voorwaarden
Huwelijkse voorwaarden zijn altijd een Assepoester geweest in het recht. Ver na de tweede wereldoorlog zijn ze meer en meer in beeld verschenen, maar gemeengoed zijn ze nooit geworden.
De bekendste vorm is de uitsluiting van de (algehele) gemeenschap van goederen met een jaarlijks verrekenbeding voor de overgespaarde inkomsten. Van dit jaarlijks verrekenen kwam en komt in de praktijk niets terecht. Dit leidt ertoe dat bij het einde van het huwelijk in vele gevallen ieder van de huwelijkspartners voor 50% is gerechtigd in het gemene huwelijksvermogen. De oorsprong van deze vorm van huwelijkse voorwaarden: A en B (man en vrouw) trouwden, de man was traditioneel de kostwinner en de vrouw na 1 of 2 jaar huwelijk huisvrouw en moeder. Enkel de man bouwde vermogen op. Zonder verrekening zou de vrouw, zeker bij scheiding, vaak letterlijk in de kou staan. Door deze verrekening, bedacht door de notaris –ere wie ere toekomt- moest het opgebouwde vermogen ( spaargeld maar ook vaak de woning) bij helfte gedeeld worden. Tot de jaren zeventig was dit in het algemeen een acceptabele, rechtvaardige regeling.
Tijden veranderen. Het is de laatste decennia overheidsbeleid geweest dat zowel man en vrouw fulltime deelnemen aan het arbeidsproces. Dit betekende dat beiden een eigen inkomen kregen, eigen pensioenrechten opbouwden, meer emancipatie op gang kwam etc. en zowel de een als de ander zijn eigen vermogen kon opbouwen. Een geheel ander uitgangspunt dan vlak na de tweede wereldoorlog. Een ander aspect in deze is het tot op heden toenemend aantal echtscheidingen. De verrekenproblematiek kwam in eerdere decennia veel minder aan de orde omdat er minder scheidingen plaats vonden. Deze twee factoren, eigen inkomen en hoger scheidingspercentage, maken enige bezinning nodig op de gemelde traditionele huwelijkse voorwaarden. Opportuun lijken ons als basisregels:
Samen vermogen opbouwen in welke vorm en/of verhouding blijft nadrukkelijk mogelijk alsook onder welke condities.
Een en ander lijkt harder dan het is; alimentatie kan/zal nog een belangrijke rol kunnen spelen. Bovendien, wanneer men ‘’als vrienden uit elkaar ‘’ gaat, kan de een aan de ander nog wat gunnen (let wel, de praktijk leert anders, er wordt mekaar niet veel gegund).
Aandachtspunt is met name nog als een van beiden minder gaat werken en door welke omstandigheid/omstandigheden daartoe genoodzaakt.
Huwelijkse voorwaarden gebaseerd op bovenstaande uitgangspunten lijken ons meer eigentijds en bovenal rechtvaardiger dan het nog veel gehanteerde ‘’oude model’’.